Sommige mensen voelen zich angstig, geremd of onzeker. Anderen zijn somber, ongelukkig of twijfelen aan alles. Het kan in relaties en/of werk mislopen, zonder dat je daar veel grip op hebt. Of je hebt een belangrijk persoon verloren en het lukt na een tijdje niet om het leven weer op te pakken. Wanneer vraag je het NPI om hulp?
Kun je door deze klachten of problemen je dagelijkse dingen minder goed doen? Dan kan behandeling bij het NPI helpen. Wij behandelen mensen met persoonlijkheidsproblemen en persoonlijkheidsstoornissen. Deze problemen gaan vaak samen met bijvoorbeeld depressie, angsten of last blijven houden van nare gebeurtenissen uit het verleden.
Als je een persoonlijkheidsstoornis hebt, kun je de dingen niet doen zoals je zelf zou willen. Je hebt bijvoorbeeld erg last van negatieve gedachten over jezelf, je voelt je snel angstig in contacten met anderen of je reageert veel te impulsief: plotseling, zonder nadenken. Een persoonlijkheidsstoornis geeft vaak problemen in hoe je met anderen omgaat. Het kan ook zijn dat je alles veel te sterk voelt. Of juist te weinig voelt, terwijl anderen dat wel verwachten.
Veel mensen met een persoonlijkheidsprobleem beseffen niet dat ze een probleem hebben. Vaak denken ze dat het zo hoort. Het gaat vaak om dingen die iedereen heeft, ze zijn alleen veel te sterk. Bijvoorbeeld jaloezie, bindingsangst, impulsief zijn, afhankelijk zijn, perfectionisme, vaak ruzie hebben, telkens kritiek krijgen van anderen, enzovoort. Iemand met een gezonde persoonlijkheid kan zich aanpassen aan verschillende situaties. Voor mensen met persoonlijkheidsproblemen is dat vaak heel lastig. Dat maakt het moeilijk om de dagelijkse dingen te doen en met andere mensen om te gaan.
Wil je weten of je een persoonlijkheidsprobleem hebt? Beantwoord deze vragen:
Als je antwoord op meerdere vragen ja is, dan kan behandeling bij het NPI verstandig zijn. Bespreek dit eerst met je huisarts of je huidige behandelaar. Die kan je verwijzen naar het NPI. Met een verwijsbrief van je huisarts of behandelaar kun je een afspraak maken voor een kennismakingsgesprek.
De basis voor persoonlijkheidsproblemen ontstaat al op jonge leeftijd. Je persoonlijkheid ontwikkelt zich door een combinatie van je aanleg en je omgeving. Een veilige hechting, de band die in het eerste levensjaar ontstaat tussen ouder en kind, helpt enorm bij alles wat je later meemaakt. Bijvoorbeeld bij plezier in je werk, relaties en vrije tijd. Een veilige hechting helpt ook om makkelijk te herstellen van dingen die gebeuren. Een goede start in je kindertijd is dus belangrijk voor een gezonde basis van je persoonlijkheid.
Goede start: veilig, verzorgd en geliefd
Een goede start wil zeggen dat je je als klein kind al veilig, verzorgd en geliefd voelt. Hierdoor bouw je vertrouwen op in jezelf en in anderen. Een goede start helpt je om met je emoties te leren omgaan en erover te kunnen nadenken. En om te begrijpen welke gevoelens andere mensen hebben. Daardoor kun je goed met jezelf en met anderen omgaan.
Problemen door onveiligheid
In sommige gezinnen is het helaas onveilig. Bijvoorbeeld door heftige gebeurtenissen zoals mishandeling of misbruik. Of doordat belangrijke verzorgers (zoals je ouders) lange tijd onvoorspelbaar of afwezig zijn. Dit kan meewerken bij het ontstaan van persoonlijkheidsproblemen.
Kinderen en jongeren die niet veilig zijn gehecht, hebben vaak terugkerende angst- en stemmingsklachten en blijvende gedragsproblemen. Het gaat dan vaak ook op verschillende gebieden niet goed: school en opleiding, thuis, in je vrije tijd, in het contact met leeftijdgenoten. Na je twintigste, als je je eigen leven gaat leiden, val je vaak onbedoeld terug in patronen die je als kind hebt aangeleerd.
Bij het NPI helpen we volwassenen met persoonlijkheidsproblemen, en ook kinderen waarbij persoonlijkheidsproblemen lijken te ontstaan. Kinderen en jongeren kunnen nog vrij makkelijk veranderen. Door kinderen al te behandelen, kunnen we grotere problemen later voorkomen. Behandeling is ook belangrijk voor anderen. Want hechtingsproblemen (en dus het risico op persoonlijkheidsproblemen) worden vaak van generatie op generatie doorgegeven.
Wanneer kan een kind naar het NPI?
Kinderen en jongeren kunnen verschillende emotionele problemen hebben. Sommigen voelen zich angstig, geremd of onzeker. Anderen zijn eerder somber, ongelukkig, boos en raken overspoeld door gevoelens, of voelen zich juist verdoofd. Ook een combinatie van deze klachten komt vaak voor. Deze problemen kun je op verschillende manieren merken. Bijvoorbeeld door ruzies thuis, problemen op school, problemen in relaties met leeftijdsgenoten of vrienden en problemen in gedrag.
Heeft je kind een emotioneel probleem? Of ben je tussen de 12 en 23 jaar en heb je last van een emotioneel probleem? Het NPI heeft een speciale afdeling NPI Jeugd. Hier onderzoeken en behandelen we kinderen en jongeren van 12 tot 23 jaar.
Hoe bepalen we of je een persoonlijkheidsstoornis hebt?
We gaan heel zorgvuldig te werk om te onderzoeken of je klachten passen bij de diagnose persoonlijkheidsproblematiek en welke behandeling nodig is. Soms zijn er wel klachten, maar is een persoonlijkheidsdiagnose en intensieve behandeling niet nodig. Dan denken we mee over andere passende behandeling.
De officiële kenmerken
Om te kunnen zeggen of je een persoonlijkheidsstoornis hebt, moet je voldoen aan de kenmerken uit het handboek DSM5. Hierin staan alle psychische stoornissen die ze in de meeste landen kennen, en hoe je ze herkent: het soort ervaringen, belevingen, gedragingen en/of eigenschappen. We kijken daarom eerst of we een persoonlijkheidsstoornis uit de DSM5 bij je kunnen vaststellen. Dat is nodig om te bepalen welke behandeling je nodig hebt. Je ziektekostenverzekeraar heeft die informatie ook nodig.
Belangrijkste knelpunten
Voor de behandelaar is het ook nog heel belangrijk om veel preciezer te weten wat er aan de hand is. We bespreken daarom ook altijd met je wat de belangrijkste knelpunten zijn in bijvoorbeeld je relaties, hoe je over je zelf denkt, wat je voelt en ervaart bij stress, enzovoort. Zo kun je samen aan verbetering werken.
De verschillende persoonlijkheidsstoornissen zijn ingedeeld in drie groepen: cluster A, cluster B en cluster C. Er zijn ook mensen met persoonlijkheidsstoornissen die niet zijn in te delen in één van deze drie groepen.
Zij hebben bijvoorbeeld kenmerken van twee of meer persoonlijkheidsstoornissen, maar voldoen niet helemaal aan alle kenmerken van één van de stoornissen.
Dit wordt in DSM5 cluster NAO genoemd (Niet Anderszins Omschreven). In de praktijk komt dit het meeste voor.
Cluster A persoonlijkheidsstoornissen
Mensen met een persoonlijkheidsstoornis in cluster A komen vaak vreemd of apart over. Ze hebben weinig contact met anderen, leven vaak alleen en zoeken niet gauw psychische hulp.
Cluster A bestaat uit drie persoonlijkheidsstoornissen:
Cluster B persoonlijkheidsstoornissen
Mensen met een cluster B persoonlijkheidsstoornis zijn dramatisch, emotioneel, impulsief en vinden het vaak moeilijk om controle te hebben over de gedachten en emoties die in hen opkomen. Ze doen vaak dingen plotseling en zonder nadenken, proberen snel hun wil voor elkaar te krijgen en zijn slecht in het onderhouden van relaties. Ze houden weinig of geen rekening met hun eigen veiligheid en die van anderen. Daardoor kunnen anderen negatief op hen reageren.
Cluster B bestaat uit 4 persoonlijkheidsstoornissen:
Cluster C persoonlijkheidsstoornissen
Mensen met een cluster C persoonlijkheidsstoornis zijn angstig. Ze zijn bang om relaties aan te gaan of juist mensen te verliezen en gaan daarom sociale contacten en strijd uit de weg. Ze hebben last van dwanghandelingen en kunnen niet goed zelfstandig leven. Mensen met een cluster C persoonlijkheidsstoornis kunnen zich vaak beter aanpassen aan het dagelijkse leven dan mensen met cluster A en B persoonlijkheidsstoornissen.
Cluster C bestaat uit drie persoonlijkheidsstoornissen: